Op het programma staan werken die in het verband staan van leraar en leerling. Gabrieli was de vermeende leraar van Sweelinck maar waarschijnlijker is dat Sweelinck toch nooit in Italië is geweest. De reden van de idee dat Sweelinck daar in de leer is geweest is dat hij zich heel exact aan de contrapuntregels van Zarlino heeft gehouden. Dat deed Gabrieli ook, al deed die iets meer homofone meerkorigheid in zijn werken. Dat is overigens niet het geval bij de Canzona IX en het motet dat we uitvoeren. Daar is sprake van de pure polifonie zoals Zarlino die in zijn contrapuntboek beschreef. Het is waarschijnlijker dat Sweelinck ook gewoon een exemplaar van dit uitmuntende muziektheoretische boek bezat. Toch kon Sweelinck ook heel goed die twee stijlen mengen zoals te horen is in de dubbelkorige en toch polifone Psalm 150 en de Chromatische Fantasie. Monteverdi bezat het contrapuntboek van Zarlino zeker, dat weten we, maar hij onderscheidde zelf twee stijlen in zijn oeuvre: de oude en de nieuwe stijl, waarbij de nieuwe stijl veel experimenteler was. Daarop werd hij ook stevig aangevallen door collega-musici en juist vanwege die nieuwe stijl is Monteverdi nog steeds zo geliefd. Laudate pueri is dan het meest polifoon, maar de andere twee psalmen en het motet zijn dan vooral homofoon, maar wel met polifone trekjes. Samuel Scheidt en Heinrich Scheidemann waren leerlingen van Sweelinck, die in zijn tijd vooral bekend stond als de Duitse of de Hamburgse organistenmaker. Scheidt en Schütz waren ook nauw bevriend en dat merken we aan gemeenschappelijke stijlkenmerken. Het motet van Scheidt maar ook de Canzon “O Nachbar Roland” zijn weer polifoon in een mengstijl van Sweelinck en Schütz en de twee meerkorige psalmen van Schütz zijn dan weer meer geënt op het werk van Gabrieli en Monteverdi, beide leraren van Schütz. Maar in deze werken van Schütz duikt hier en daar toch ook de oude stijl van Zarlino wel weer op. We kunnen dus wel stellen dat alle componisten van ons programma beide stijlen beheersten en dat ze daarom op de grens staan van de Renaissance naar de Barok.